Klokkengelui om 20:20

Ook in Nijlen en Berlaar klonken de klokken op oudjaar om 20:20, uit solidariteit mét en dankbaarheid vóór iedereen die zich het voorbije jaar inzette in de zorg voor anderen.

RTV kwam enkele uren eerder al eens luisteren naar de klokken van onze moederkerk, Sint-Lambertus in Kessel. Marc Verreydt bracht de cameraploeg letterlijk ‘op de hoogte’; Michel en Geert gaven toelichting.

Via onderstaande link kan je de reportage bekijken.

https://www.rtv.be/node/92460/embed-video

Kerstnacht in onze moederkerk

Marc Verreydt maakte deze beklijvende foto op kerstnacht in de kerk van Sint-Lambertus in Kessel.
Geen stal, geen viering, geen koor, geen honderden bezoekers; enkel Maria en Jozef die verwonderd en hoopvol waken bij het Kind in de kribbe.

De menswording van God… mijmeringen van de pastoor (4)

Door zelf mens te worden en zijn leven voor ons te geven aan het kruis, heeft God de wereld met zich verzoend. Wij kunnen weer leven zoals Hij het bedoeld had bij de schepping. God had de mens het leven gegeven uit liefde om te delen in de liefde die Hijzelf is. Hij had voor hem een tuin aangelegd in Eden waar de mens mocht genieten van al het mooie dat God hem had gegeven. Al wat goed, mooi en waar is, draagt immers sporen van de Schepper zelf. En toch, al heeft Jezus voor ons het Rijk der hemelen weer geopend, op de voltooiing ervan is het nog wachten. Dat zal pas gebeuren bij zijn wederkomst. 

Ondertussen worden wij uitgenodigd om als ‘verloste’ en ‘vrije’ mensen te leven in een wereld die, zoals Paulus het zegt, zelf nog ‘onder barensweeën lijdt’. Ook hierin is God ons als ‘mens’ willen voorgaan. De wereld waarin Jezus leefde, was niet zo verschillend van de wereld die wij nu kennen. Ook hij leefde in een wereld die overheerst werd door een cultuur waar plaats was voor vele goden. Het Joodse volk probeerde zich daarin te onderscheiden, maar ook zijzelf waren alles behalve eensgezind op velerlei vlakken. Zo geloofden de Sadduceeën niet in de verrijzenis en de Farizeeën wel, hechtten de ene groep veel meer belang aan de letter van de Wet dan de andere en waren er groepen die zich radicaal kantten tegen de Romeinse bezetter terwijl anderen het met hen best konden vinden.

Jezus van zijn kant zal zich niet inlaten met politiek. ‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt’, is zijn antwoord op het politieke vraagstuk van Farizeeën en Herodianen. En als de wetgeleerde hem vraagt wat het allerbelangrijkste gebod is in de wet, vat Jezus de hele wet samen in één enkel gebod: ‘bemin God boven alles en je naaste als jezelf.’ Richt je op God. Zoek sporen van Hem in al wat mooi, goed en waar is. Hecht je aan niets anders dan aan Hemzelf, die liefde is, en wens een ander toe wat je jezelf toewenst. En hij drukt zijn leerlingen op het hart vooral nooit te oordelen. Het oordeel komt alleen toe aan God zelf. Blijf van de boom van kennis van goed en kwaad af! Wanneer de rijke jongeling zich tot hem richt met de aanspreking ‘goede meester’, is zijn reactie zelfs: ‘Waarom noemt u mij goed, niemand is goed dan God alleen.’ 

Jezus leefde vanuit een unieke verbondenheid met God, die Hij ‘Abba’ noemde, en trok zich geregeld terug om alleen te zijn met zijn Vader. Heel zijn leven was op Hem gericht. ‘Uw Naam worde geheiligd, Uw Rijk kome, Uw Wil geschiede’. En al wat nodig was, werd aan de zorgen van de Vader toevertrouwd. ‘Geef ons heden ons dagelijks brood, vergeef ons onze schulden en breng ons niet in beproeving’. Zo heeft hij het ook aan zijn leerlingen geleerd. Wanneer hij hen uitzond, drukte hij erop vooral niets mee te nemen voor onderweg. Als je ergens komt, zei hij, laat dan je eerste woord ‘vrede’ zijn.  Zijn het vredelievende mensen, eet dan wat je wordt voorgelegd en blijf daar tot je weer verder trekt. Zijn het geen vredelievende mensen, gaat daar dan weg, maar zorg ervoor dat je zelf de vrede in je eigen hart blijft bewaren. Schud het stof van je voeten. Ook Jezus liet het niet aan zijn hart komen als hij werd aangevallen. Hij ging inhoudelijk geregeld in discussie met wetgeleerden en Farizeeën, maar toen hij werd bedreigd en ze hem in de afgrond wilden gooien, ging hij gewoon tussen de menigte door en verliet de streek. Ook op zijn proces bewaarde hij vooral de stilte. Dit tot ergernis van Pilatus van wiens macht Jezus overigens helemaal niet onder de indruk was.

Jezus bezat de vrijheid om, zoals de Herodianen en Farizeeën het formuleerden, ‘zich aan niemand te storen en de mensen niet naar de ogen te zien’. Hij had aan het begin van zijn openbaar leven Gods stem gehoord die hem ‘zijn geliefde zoon’ had genoemd in wie Hij zijn behagen had gesteld en zal in zijn leven niemand anders willen behagen dan God alleen. Alle evangelisten getuigen dan ook hoe Jezus zich op een bepaald moment zelfs van zijn familie losmaakt. ‘Wie zijn mijn moeder en broers’, klinkt het bij Marcus en Matteüs. Bij Lucas was Jezus al op jonge leeftijd achtergebleven de tempel. ‘Wist je dan niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn’, was zijn antwoord toen zijn ouders hem vonden na drie dagen zoeken. En, ‘vrouw is dat soms uw zaak’, klinkt het bij Johannes op de bruiloft van Kana.

De weg die Jezus is gegaan, riep heel wat tegenkanting op. Verraden door een vriend, verloochend door een ander en door bijna iedereen in de steek gelaten is Jezus dan ook de pijnlijkste dood gestorven. Jezus, die wist wat hem te wachten stond, was vastberaden de weg naar Jeruzalem gegaan. Hij heeft het lijden willen ‘heiligen’ door zelf te delen in de fysieke en psychische pijn die mensen kunnen meemaken. Doordat hijzelf heeft geleden, kunnen wij voortaan ons lijden immers verenigen met dat van Jezus. Het hoéft niet langer een ‘vloek’ te zijn, maar kán nu ook beleefd worden als ‘intieme verbondenheid met Jezus’ op zijn weg naar Golgotha. Voortaan kunnen christenen in het lijden dat hen overkomt, zoals Simon van Cyrene, het kruis van Jezus helpen dragen erop vertrouwend dat niet het lijden, maar de liefde het laatste woord zal krijgen. Opdat het lijden haar fataliteit zou verliezen, ook daarvoor is God mens willen worden. 

De menswording van God… mijmeringen van de pastoor (3)

‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij’, dit zijn de openingswoorden van Jezus bij Marcus, de allereerste die zijn evangelie geschreven heeft. Matteüs en Lucas nemen van Marcus die boodschap van Jezus over, maar niet als zijn ‘eerste’ woorden. Deze woorden van Jezus mogen letterlijk gelezen worden. Jezus heeft het Rijk van God, dat door Matteüs het Rijk der hemelen wordt genoemd, voor ons weer toegankelijk gemaakt. Wat eens door de zondeval van Adam was afgesloten, is door de liefde van God, die op een unieke wijze zichtbaar is geworden aan het kruis, weer geopend. Daardoor wordt het scheppingsverhaal opnieuw heel actueel. Leven zoals Adam en Eva in de paradijselijke tuin van Eden is onze eerste roeping geworden, die elke christen gemeen heeft. Het is een leven in harmonie met elkaar en met God die liefde is en die zich in alle mooie dingen van de schepping, in wat ‘goed’ is en ‘zeer goed’ laat zien. Wij hoeven dus niet te wachten tot na de dood, maar mogen nu reeds leven in dat paradijs. Daartoe zijn we gedoopt. Op sacramentele wijze werd toen tot uiting gebracht dat we reeds gestorven zijn, door onderdompeling in het water dat in de Bijbel staat voor de dood, en als nieuwe mensen verrezen in een nieuw lichaam, gesymboliseerd door het witte kleed van Christus.

De eucharistie is een gebeuren waarin wij uiting geven aan dat nieuwe leven. We komen samen om Gods liefde in herinnering te brengen en Hem daarvoor te loven en te danken. Het is een voorafbeelding van het hemelse gebeuren en laat daarom zien waar het voor ons, christenen, nu reeds op aankomt. Gericht zijn op al wat mooi, goed en waar is en daarin tekenen zien van ‘De Liefde’ die, zo mogen wij geloven op het woord en de getuigenis van Jezus, hoe dan ook onze uiteindelijke toekomst zal zijn. ‘Ik ga heen om voor u een plaats te bereiden’, had Jezus gezegd kort voor zijn dood. Ons gehele lichaam, met alle zintuigen, is ons net dáárom gegeven. We hebben ogen gekregen om oog te hebben voor mooie dingen, voor de schoonheid van de natuur, de bloemen en de bomen, de vogels in de lucht, de prachtige blauwe hemel en gele zon die in de avond van kleur verandert. We hebben oren gekregen om oor te hebben voor al wat mooi klinkt, voor wat goed is en waar, voor het fluiten van de vogels en het suizen van de wind, voor lieve woorden, mooie gezangen en vreugdevolle muziek. We hebben onze smaak gekregen om te genieten van sappige druiven en zoete honing. We hebben onze huid gekregen om in de streling van zon en wind Gods’ liefdevolle aanraking te voelen en onze neus om de geur van de meiklokjes, de rozen en de lavendel waar te nemen en ook daarin liefde te herkennen. Mogen genieten van al het goede dat ons geschonken wordt en daarin de Liefde zien waar we uit voortkomen en waar we naartoe gaan, wat een geschenk!

Die grote liefde van God kan in ons het verlangen doen groeien om iets terug te doen. Het komt er dan op aan om goed naar jezelf te luisteren. Wat geeft mij een diepe vreugde, waar brandt mijn hart van? De ‘vreugde’ wijst immers als een kompas de weg aan die voor mij is weggelegd. Wie ontdekt wat hem diepe vreugde geeft, heeft zijn eigen persoonlijke roeping ontdekt. Doen wat je diepe vreugde geeft, maakt niet alleen jezelf gelukkig, maar ook je omgeving. Wie doet wat hij graag doet, doet dat immers altijd goed. Dan wordt ons werk een werk tot welzijn van onszelf en vele anderen en tot lof en eer van de Liefde. Ook dit aspect van het leven komt aan bod in elke eucharistie. We gedenken de liefde van God, die zichtbaar is in al wat goed en mooi is, en we danken Hem daarvoor. Een liefde die een absoluut en onwaarschijnlijk hoogtepunt bereikt in de zelfgave van God aan het kruis, waar Hij zich ten offer geeft voor onze verlossing. We doen dat, zoals Jezus het gevraagd heeft, in tekenen van brood en wijn, voedsel en drank ten leven. Wij worden gevoed en gesterkt door het lichaam van Christus zelf, en dit om steeds meer mens te worden geschapen naar Zijn beeld. Maar we bieden God, als antwoord op zijn liefde, ook onze eigen gaven aan. Ons eigen leven, de voorbije week en de week die komen zal. En we vragen Hem dat Hij dit offer mag aanvaarden tot lof en eer van Zijn Naam en tot welzijn van ons en van de wereld.

Die wereld zelf ‘lijdt nog onder barensweeën’, schrijft Paulus. Jezus heeft voor ons het Rijk Gods weer geopend en begaanbaar gemaakt, maar op de voltooiing ervan is het nog wachten. Dit ervaren we elke dag opnieuw. Daarom ook heeft de kerk als taak om, tot Jezus zal terugkomen om het Rijk Gods te voltooien, zijn dood aan het kruis te blijven verkondigen en zijn verrijzenis te blijven belijden. Om ons te laten zien hoe wij, in een wereld die nog onder barensweeën lijdt, toch kunnen leven als vrije en verloste mensen, ook daarvoor is God mens willen worden. Jezus vertelt ons de Waarheid en belooft ons het Leven, maar toont ons ook de Weg die wíj als ‘mens’ kunnen gaan.

Kerstavond en kerstdag

Met kerstavond zullen de lichten in de kerken branden van 17 tot 23.30 uur. Zo zullen in de donkere avond de mooie glasramen toch oplichten en willen wij stille getuigen zijn van het licht dat Jezus is komen brengen.

Die stilte bewaren we echter niet op kerstdag. Dan zullen om 12 uur alle klokken van onze 9 kerken 5 minuten luiden als een soort ‘eer aan God’ voor het Kind dat in de nacht is geboren.

De kerken van Sint-Rumoldus (Berlaar-Heikant) en Sint-Lambertus (Kessel) zullen open zijn van 11 tot 13 uur. De kerk van Sint-Willibrordus (nijlen) zal open zijn van 11 tot 13 uur en van 15 tot 17 uur.

De menswording van God… mijmeringen van de pastoor (2)

‘Zie het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt’. Met deze woorden wijst Johannes de Doper in het eerste hoofdstuk van het Johannesevangelie, onmiddellijk na de proloog die met Kerstdag wordt gelezen, Jezus aan als hij hem in de verte ziet voorbijkomen. Wanneer de leerlingen van Johannes daarop Jezus achterna gaan, draait Jezus zich naar hen toe met de vraag: ‘Wat verlangt gij?’ Het zijn de allereerste woorden van Jezus in dat vierde evangelie. Hij peilt meteen naar hun diepste verlangen. Wat zou het diepste verlangen anders zijn dan de volle vrijheid om te kunnen aanvaarden wat is, te kunnen openstaan voor wat komt en de vreugde te ervaren die daarmee gepaard gaat. ‘Ik heb jullie alles meegegeven’, zal Jezus in datzelfde evangelie op het laatste avondmaal zeggen, ‘opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden.’

De woorden van de Doper klinken in elke eucharistie, zelfs tot 4 keer toe. Wij gedenken dan Gods grote daden en vieren het offer van Jezus aan het altaar. Heel die offercultus klinkt vandaag vreemd in onze oren. Het vindt haar oorsprong dan ook in de oudheid waarin men gewoon was om offers te brengen aan de plaatselijke (af)goden en dit om de goden welgevallig te zijn. Voor Abraham, die door God was geroepen om weg te trekken uit het land van zijn voorouders, was het brengen van offers een vanzelfsprekendheid. Daarom ook zal hij telkens weer een altaar bouwen en een offer brengen als herinnering aan het verbond dat God met hem gesloten heeft. Ook Mozes zal het volk de opdracht geven de bevrijding uit Egypte te blijven gedenken door het offeren van een lam.

Wanneer het volk Israël, vele jaren later, in ballingschap wordt weggevoerd, komt het tot nadenken. Hoe is het toch allemaal zo ver kunnen komen? Het is in die reflectieperiode dat de prachtige verhalen over de schepping en de zondeval tot stand komen. God had een wereld gemaakt die mooi was en goed. ‘En Hij zag dat goed was’, klinkt het als steeds terugkerend refrein. De mens leefde in harmonie met elkaar en met God. Dit is wat Israël had ervaren in zijn mooiste momenten. Maar heel de geschiedenis door hebben ze ook ervaren hoe de mens zwak is en zo snel toegeeft wanneer de twijfel zich als een slang nestelt in zijn hoofd en zo de hele mens vergiftigt. Juist die twijfel doet de mens wankelen en brengt onheil. De mens voelt zich dan klein, machteloos en verlaten en hunkert naar de momenten waarin het hem goed ging. Het is een steeds terugkerend thema ook in de psalmen. Het opnieuw willen goedmaken wat door eigen schuld werd stukgemaakt, is eigen aan dat volk van God.

Het boek Genesis vertelt hoe, kort na de schepping, de zondeval geleid heeft tot een radicale breuk tussen God en mens. De mens kan niet langer leven in het paradijs en zal voortaan de aarde moeten bewerken en zwoegen om ervan te kunnen eten, zijn leven lang. Het paradijs is gesloten en de weg naar de levensboom wordt bewaakt door een vlammend zwaard. Adam en Eva zullen God voortaan niet meer kunnen aanschouwen van aangezicht tot aangezicht. Ook Mozes en Elia zullen hun aangezicht verbergen voor de Heer. En wanneer Israël een tempel voor de Heer bouwt, zal de plaats waar de ark van het verbod bewaard wordt, afgesloten worden door een voorhangsel. Alleen de hogepriester zal toegang krijgen tot dat heiligdom.

Maar Paulus getuigt in zijn brieven aan de Romeinen en aan de Korintiërs dat Jezus heeft rechtgezet wat door Adam werd scheefgetrokken. ‘Omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden’. ‘Eén fout leidde tot veroordeling van allen, maar één goede daad leidde tot vrijspraak en leven van allen’. Omdat de mens zelf de brug tussen hem en God had afgebroken, moest die brug -omwille van de vrijheid- ook door de mens zelf weer worden opgebouwd. Ziehier een tweede reden waarom God mens is willen worden, om zo zelf de brug weer op te bouwen en het offer te brengen dat Israël zichzelf had opgelegd om de relatie met zijn God te kunnen herstellen. Jezus zal daarmee de toegang tot het paradijs voor iedereen heropenen en de mensheid bevrijden van de schuld en schaamte die hem verwijderd hield van de Liefde die God is. In het evangelie van Johannes sterft Jezus op de dag dat de lammeren worden geslacht om de bevrijding van het volk uit het slavenhuis te gedenken. Daarom is Hij ‘het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt’.

Hij zal daarbij voorgoed een einde maken aan die offercultus. Voortaan geen bloedoffers meer, maar brood en wijn, als tekenen van het nieuwe altijddurende verbond dat God met de mens in Jezus gesloten heeft.

Op het moment dat Jezus sterft, scheurt het voorhangsel van de tempel van boven tot onder in twee, schrijven alle synoptische evangelisten. De toegang tot God is door het offer dat Jezus gebracht heeft voor iedereen opnieuw geopend en begaanbaar gemaakt. In elke eucharistie vieren wij de gedachtenis van dat gebeuren, van onze verzoening met God, die alleen mogelijk is geweest dankzij Zijn menswording en het daartoe noodzakelijke fiat van Maria.

De menswording van God… mijmeringen van de pastoor (1)

De advent is de ideale tijd om stil te staan bij dit bijzonder groot mysterie dat voor de evangelist Johannes van dezelfde orde is als de schepping zelf. Omdat we elkaar niet fysiek kunnen ontmoeten in de wekelijkse liturgie wil ik met jullie 4 weken lang via het parochieblad enkele gedachten delen. 

God had op zijn minst 3 goede redenen om mens te worden. In de allereerste plaats om ons zijn ware gezicht te laten zien.  Hierover gaat mijn mijmering van deze week. 

‘In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God’, zo begint Johannes zijn kerstverhaal. Het begint met juist dezelfde woorden als het scheppingsverhaal. Die menswording van God is dan ook zo indrukwekkend dat het bijna niet anders kon dan dat het, door de toenmalige wereld en vooral door diegenen die zich ‘het volk Gods’ noemden, werd ontkend en zou leiden en tot de kruisdood van Christus. De wereld was er niet klaar voor. ‘Het Woord was in de wereld, de wereld is door Hem ontstaan en toch kende de wereld Hem niet’, schrijft Johannes. 

God had zich aan Abraham geopenbaard als een bevrijdende God. ‘Trek weg uit je land en ga naar het land dat Ik je wijzen zal’, had Hij hem opgedragen. Zo had Abraham het land van zijn voorouders, met al haar plaatselijke goden, verlaten om zich te laten leiden door de Ene God die hem geroepen had. Abraham zal God leren kennen als een God die de mens niet onderdrukt noch klein houdt, maar overvloedig zegent en een verbond met hem aangaat. Het zal hem goed gaan als hij zich maar niet laat verknechten door afgoderij. Heel even dreigde Abraham te hervallen in oude gewoontes, in wat hij zelf de volkeren en stammen uit het land waar hij was van weggetrokken zo vaak had zien doen. Maar gelukkig kon de God die hem geroepen had om dat land te verlaten hem op tijd van gedachte doen veranderen en voorkomen dat hij zijn enige zoon zou offeren. Om toch aan de offerdrang van Abraham tegemoet te komen, laat God een ram met zijn horens verstrikt geraken in het nabijgelegen struikgewas.

In de loop van de geschiedenis zal God zich steeds meer tonen als een God die met zijn volk meegaat. Die niet altijd kan voorkomen dat mensen verkeerde keuzes maken, maar de door mensen begane misstappen telkens weer gebruikt om nieuwe wegen te banen. Zo zal de boosheid van Jacobs zonen, die hun broer Jozef uit nijd hadden verkocht, een zegen worden voor de hele familie die in Egypte overvloed zal kennen en uitgroeien tot een groot volk. 

Later, wanneer het eens zo overvloedige Egypte voor het volk een slavenhuis was geworden, zal God hen ook daaruit weer bevrijden. Die God zal zich steeds vaker laten kennen als een jaloerse God die geen goden kan verdragen, juist omdat Hij een bevrijdende God is. De mens mag van alles genieten, maar niets mag voor de mens een god worden want net daardoor verliest de mens zijn vrijheid. Om het volk te helpen, had God hen in de woestijn de Wet gegeven. Richtlijnen van liefde! Maar helaas zal zelfs die wet een afgod worden voor dat volk. Met name de Farizeeën hadden zich, ten tijde van Jezus, aan de strikte naleving van de wet gehecht als aan een god.  Hoewel zij dachten goed te doen door zich aan de Wet van God te houden, vervielen zij juist daardoor zelf in afgoderij. Door te oordelen over de anderen, plaatsten zij zichzelf in de plaats van God. Ze misbruikten daarbij graag de dwaling, die al langer als een slang in de gedachten van de mensen was geslopen, dat ‘het noodlot dat mensen treft’ een straf zou zijn van God.

Jezus is de voltooiing van de wet.

Dus besloot God om zelf mens te worden en zo zijn ‘ware’ gelaat te tonen. ‘Wie mij ziet, ziet de Vader’, zal Jezus zeggen, ‘Ik en de Vader, wij zijn één’. En God identificeert zich niet met de wereldse of geestelijke gezagdragers, maar met de baby geboren in een stal omdat voor hem geen plaats is in de wereld. Met de gekruisigde, de bespuwde, de verlatene. Hij zal zijn liefde laten zien voor de armen, de zieken, de vreemdelingen. Hij zal zijn barmhartigheid en genade tonen door aan het kruis alle schuld van de mens op zich te nemen en vergiffenis te schenken. Jezus is de voltooiing van de Wet. Het Woord is in Hem Vlees geworden. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand kan tot God komen tenzij door Jezus. 

Daarom zullen wij ons voortaan in ons gebed richten tot God ‘door Christus, onze Heer’. Wij kunnen niet meer naar God kijken zonder de gekruisigde voor ogen te houden. ‘Zozeer heeft God de wereld liefgehad’, zal Jezus zeggen aan Nikodemus, ‘dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gezonden, niet om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered!’

Bied een roos aan…

Op 8 december, feest van de Onbevlekte Ontvangenis, legt de Paus in Rome als eerbetoon op de Piazza di Espagna een ruiker bloemen neer aan de voet van een beeld van Maria. Op diezelfde dag, op de plaats waar de Maagd heeft gezegd: “Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis”, sluit het Heiligdom van Lourdes bij dit gebaar van de Paus aan: duizenden bloemen, vanaf 14 november door de pelgrims via het Internet aangevraagd, zullen dan worden geplaatst, in de Grot, aan de voeten van O.L.Vrouw. Wij willen zo ook hulde brengen de vreugde van Bernadette verlengen, die zei: zij had een gele roos op elke voet, de kleur van de ketting van haar rozenkrans. De rozenkrans zet de wereld in de bloemen.  

Wie hier ook wil aandeelnemen, kan dit via www.lourdes-france.org/nl/bloemenhulde/