De advent is de ideale tijd om stil te staan bij dit bijzonder groot mysterie dat voor de evangelist Johannes van dezelfde orde is als de schepping zelf. Omdat we elkaar niet fysiek kunnen ontmoeten in de wekelijkse liturgie wil ik met jullie 4 weken lang via het parochieblad enkele gedachten delen.
God had op zijn minst 3 goede redenen om mens te worden. In de allereerste plaats om ons zijn ware gezicht te laten zien. Hierover gaat mijn mijmering van deze week.
‘In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God’, zo begint Johannes zijn kerstverhaal. Het begint met juist dezelfde woorden als het scheppingsverhaal. Die menswording van God is dan ook zo indrukwekkend dat het bijna niet anders kon dan dat het, door de toenmalige wereld en vooral door diegenen die zich ‘het volk Gods’ noemden, werd ontkend en zou leiden en tot de kruisdood van Christus. De wereld was er niet klaar voor. ‘Het Woord was in de wereld, de wereld is door Hem ontstaan en toch kende de wereld Hem niet’, schrijft Johannes.
God had zich aan Abraham geopenbaard als een bevrijdende God. ‘Trek weg uit je land en ga naar het land dat Ik je wijzen zal’, had Hij hem opgedragen. Zo had Abraham het land van zijn voorouders, met al haar plaatselijke goden, verlaten om zich te laten leiden door de Ene God die hem geroepen had. Abraham zal God leren kennen als een God die de mens niet onderdrukt noch klein houdt, maar overvloedig zegent en een verbond met hem aangaat. Het zal hem goed gaan als hij zich maar niet laat verknechten door afgoderij. Heel even dreigde Abraham te hervallen in oude gewoontes, in wat hij zelf de volkeren en stammen uit het land waar hij was van weggetrokken zo vaak had zien doen. Maar gelukkig kon de God die hem geroepen had om dat land te verlaten hem op tijd van gedachte doen veranderen en voorkomen dat hij zijn enige zoon zou offeren. Om toch aan de offerdrang van Abraham tegemoet te komen, laat God een ram met zijn horens verstrikt geraken in het nabijgelegen struikgewas.
In de loop van de geschiedenis zal God zich steeds meer tonen als een God die met zijn volk meegaat. Die niet altijd kan voorkomen dat mensen verkeerde keuzes maken, maar de door mensen begane misstappen telkens weer gebruikt om nieuwe wegen te banen. Zo zal de boosheid van Jacobs zonen, die hun broer Jozef uit nijd hadden verkocht, een zegen worden voor de hele familie die in Egypte overvloed zal kennen en uitgroeien tot een groot volk.
Later, wanneer het eens zo overvloedige Egypte voor het volk een slavenhuis was geworden, zal God hen ook daaruit weer bevrijden. Die God zal zich steeds vaker laten kennen als een jaloerse God die geen goden kan verdragen, juist omdat Hij een bevrijdende God is. De mens mag van alles genieten, maar niets mag voor de mens een god worden want net daardoor verliest de mens zijn vrijheid. Om het volk te helpen, had God hen in de woestijn de Wet gegeven. Richtlijnen van liefde! Maar helaas zal zelfs die wet een afgod worden voor dat volk. Met name de Farizeeën hadden zich, ten tijde van Jezus, aan de strikte naleving van de wet gehecht als aan een god. Hoewel zij dachten goed te doen door zich aan de Wet van God te houden, vervielen zij juist daardoor zelf in afgoderij. Door te oordelen over de anderen, plaatsten zij zichzelf in de plaats van God. Ze misbruikten daarbij graag de dwaling, die al langer als een slang in de gedachten van de mensen was geslopen, dat ‘het noodlot dat mensen treft’ een straf zou zijn van God.
Jezus is de voltooiing van de wet.
Dus besloot God om zelf mens te worden en zo zijn ‘ware’ gelaat te tonen. ‘Wie mij ziet, ziet de Vader’, zal Jezus zeggen, ‘Ik en de Vader, wij zijn één’. En God identificeert zich niet met de wereldse of geestelijke gezagdragers, maar met de baby geboren in een stal omdat voor hem geen plaats is in de wereld. Met de gekruisigde, de bespuwde, de verlatene. Hij zal zijn liefde laten zien voor de armen, de zieken, de vreemdelingen. Hij zal zijn barmhartigheid en genade tonen door aan het kruis alle schuld van de mens op zich te nemen en vergiffenis te schenken. Jezus is de voltooiing van de Wet. Het Woord is in Hem Vlees geworden. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand kan tot God komen tenzij door Jezus.
Daarom zullen wij ons voortaan in ons gebed richten tot God ‘door Christus, onze Heer’. Wij kunnen niet meer naar God kijken zonder de gekruisigde voor ogen te houden. ‘Zozeer heeft God de wereld liefgehad’, zal Jezus zeggen aan Nikodemus, ‘dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gezonden, niet om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered!’